Een ecologischer ontwerp van zonneparken, gekenmerkt door meer gevarieerde begroeiing en struikgewas, bevordert de biodiversiteit. Dit blijkt uit een vijf jaar durend onderzoek dat wordt uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), in partnerschap met de provincie Groningen en Novar, gestart in 2022.
Gedurende het afgelopen jaar hebben de onderzoekers de kwaliteit van de bodem, vegetatie, insecten, zoogdieren en vogels bestudeerd in drie omvangrijke zonneparken in Groningen en Drenthe. De eerste resultaten suggereren significante mogelijkheden voor verbetering in het ecologisch beheer van zonneparken. Maatregelen zoals het vergroten van de afstand tussen zonnepanelen, het beperkt maaien van het gras tussen paneelrijen en het toelaten van natuurlijke verruiging blijken positieve effecten te hebben op de biodiversiteit.
In de onderzochte zonneparken werden hogere aantallen muizen en vlinders aangetroffen dan in omliggende landbouwgebieden, en sommige vogelsoorten floreerden beter. Deze uitkomsten wijzen erop dat zonneparken niet enkel duurzame energie kunnen leveren, maar ook een waardevolle bijdrage aan de natuur kunnen zijn.
Raymond Klaassen, de hoofdonderzoeker van de studie, merkt op dat de voorlopige resultaten veelbelovend zijn en de conventionele visie, dat zonneparken nadelig zijn voor de natuur, uitdagen. Door zorgvuldige planning en beheer kunnen zonneparken zowel groene energie genereren als de natuurlijke diversiteit ondersteunen. Dit is vooral voordelig gezien de initiële staat van grootschalige akkers, die weinig mogelijkheden voor natuurlijke habitats bieden.
Echter, voor een optimale ondersteuning van sommige vogelsoorten die op akkers leven, is het nodig om de tussenruimte van zonnepanelen te vergroten of de nabijgelegen gebieden aantrekkelijker te maken. Daarnaast is het essentieel om bodemverdichting tijdens de aanleg van een zonnepark te voorkomen door het inzetten van lichtere machines.
Niet alle diersoorten hebben baat bij ecologisch ontworpen zonneparken. Bijvoorbeeld, akkervogels zoals de veldleeuwerik blijven afwezig. De definitieve resultaten van dit onderzoek worden tegen eind 2027 verwacht.