Warmtepompen zijn zo langzamerhand de standaard voor verwarmen. Het bericht vanuit de overheid om ze (i.e.g. de hybride variant) te verplichten bij vervanging van een aardgasgestookte ketel, maar ook de hoge gasprijzen van de vorige winter, hebben de warmtepomp een flinke boost gegeven. Er zijn inmiddels honderden merken/typen te koop en het aanbod groeit nog steeds. Wat zijn daarbij interessante ontwikkelingen?
Verwarmen en koelen
Vroeger was een woning verwarmen genoeg, maar door de klimaatverandering is er naast een warmtevraag ook heel duidelijk een behoefte om woningen te koelen. Ook het gegeven dat we huizen en gebouwen steeds beter isoleren en dat ventilatielucht door middel van warmteterugwinning beter op temperatuur blijft, vergroot die behoefte. Een warmtepomp kan zowel aan de warmte- als de koudevraag voldoen, en bij de aanschaf van een warmtepomp wordt dus ook naar beide functionaliteiten gekeken. Voor het koelen in de zomer is het belangrijk om te weten wat het maximale vermogen bij hoge buitenluchttemperaturen is, maar ook om inzicht te krijgen in het energieverbruik.
Decibellen
Een heet hangijzer bij de warmtepomp is het geluid oftewel: de decibellen. Fabrikanten zijn zich ervan bewust dat het geluid echt een dealbreaker kan zijn. Ook de aanpassing in het Bouwbesluit stimuleert de ontwikkeling om steeds stillere toestellen te produceren. De regel is nu dat het geluid op de erfgrens ’s nachts 40 dB en overdag 45 dB mag zijn. De vermindering van het geluid wordt meestal gerealiseerd door betere ventilatoren en vaak is ook nog het verdamperoppervlak vergroot. Ondervinden huiseigenaren of buren toch nog geluidsoverlast dan is het mogelijk om een geluiddempende omkasting over het buitendeel heen te zetten.
Natuurlijke koudemiddelen
De ontwikkelingen op het gebied van koudemiddelen gaat ook nog steeds door. Synthetische koudemiddelen hebben een grote impact op het milieu en worden daarom uitgefaseerd. Er wordt volop geëxperimenteerd met natuurlijke koudemiddelen. Voorbeelden van dergelijke koudemiddelen zijn onder andere ammoniak, koolstofdioxide, propaan, butaan of pentaan. Ze hebben allemaal hun eigen specificaties en mogelijkheden.
Er zijn al verschillende warmtepompen op de markt die draaien op R-290 (propaan). Dat heeft een zeer lage GWP maar een hoge COP. Het temperatuurbereik is hoog (de kritische temperatuur is 96,7 ⚬C), de prijs laag en het is goed verkrijgbaar. Het is de bedoeling dat in de toekomst alleen nog maar van natuurlijke koudemiddelen gebruik wordt gemaakt. Er zijn trouwens ook fabrikanten die zich bezighouden met de bouw van warmtepompen die zonder koudemiddel draaien.
Energy management system
Een energy management system (EMS) kan een warmtepomp op verschillende parameters aansturen, bijvoorbeeld de prijs van stroom uit het net, of de beschikbaarheid van groene, zelfopgewekte elektriciteit. Zo kan het slim zijn om het buffervat voor tapwater op een bepaald moment alvast te verwarmen, of juist nog niet. De regeltechniek wordt dus ingezet met het doel om de warmtepomp zo efficiënt mogelijk te laten werken. De optimale situatie is daarbij altijd: maximaal comfort tegen minimale kosten. Een EMS speelt ook een rol als het gaat om de aansturing, het monitoren en predictive maintenance. De opkomst van het EMS is voor installateurs echt iets om in de gaten te houden en zich in te verdiepen.
Klaar voor all-electric
Het gebruik van onder andere het koudemiddel propaan (R-290) zorgt ervoor dat warmtepompen een steeds hoger temperatuurbereik krijgen. De invoertemperatuur komt daarmee op gelijk niveau met die van een aardgasgestookte cv-ketel.
Daarom is er een stijging van het aanbod van all-electric-ready concepten, oftewel: klaar voor all-electric. Een warmtepomp met een hoger vermogen wordt dan eerst als hybride aan een cv-ketel gekoppeld. Op een later moment, bijvoorbeeld na het aanbrengen van isolatie of na het aanpassen van het afgiftesysteem, kan die combinatie dan relatief gemakkelijk worden gemodificeerd tot een all-electric lucht/water-opstelling.
Oplossingen op wijkniveau
In de ambitie om de gebouwde omgeving aardgasloos te verwarmen, wordt er ook steeds meer op collectief niveau gedaan. Als er nieuwbouw van appartementen plaatsvindt, flats duurzaam gerenoveerd worden, of als een bestaande wijk van het aardgas afgaat, dan ligt het voor de hand dat de keuze op een gezamenlijke oplossing valt.
Niet ieder huishouden een eigen afzonderlijke warmtepomp dus, maar aansluiting op een centrale voorziening in het appartementencomplex, de straat of de wijk. Dat kan een warmtenet zijn, maar ook een collectieve warmtepomp is een optie. Er zijn altijd meerdere manieren om een collectieve warmtevoorziening te realiseren. Het hangt erg af van de situatie ter plaatse.
Sneller installeren
De energietransitie vraagt om snelheid en om grote aantallen. De tijd die nodig is om een warmtepomp te installeren werkt daarin niet mee. Fabrikanten proberen wel om de toestellen eenvoudiger te maken, meer ‘plug & play’, maar ‘stekker erin & gaan’ is wat de warmtepomp betreft echt niet mogelijk. Maar productinnovaties kunnen de tijd die er nu voor staat misschien wel halveren. Nu is het nog zo dat voor een eenvoudige installatie meestal één à twee dagen gerekend wordt. Voor een complexe installatie is aanzienlijk meer tijd nodig. Dat kan oplopen tot vijf werkdagen, waarbij een deel van die tijd dan nodig is voor een aanpassing aan de woning en/of het afgiftesysteem.
Voor het installeren van een monoblock-warmtepomp heeft een installateur geen F-gassen diploma nodig en dat maakt de montage gemakkelijker. Ook prefab is sneller, bijvoorbeeld in de vorm van skids die in een werkplaats zo ver mogelijk worden gemonteerd, waarna het geheel in een nieuwbouw gehesen kan worden.
Op het dak, of in het dak
Overwegingen op het gebied van geluidsoverlast en ruimteverlies hebben ervoor gezorgd dat er nieuwe typen warmtepompen werden ontwikkeld. Er zijn dus warmtepompen met een heel ander uiterlijk te koop. De vorm maakt een andere opstelplaats mogelijk, zoals het zogenaamde schoorsteenmodel. Het buitendeel heeft dan de ‘look’ van een schoorsteen en bevindt zich dus buiten de woning. Dat scheelt veel ruimte, en bijkomend voordeel is dat eventueel geluid gewoon verwaait.
Het binnendeel van de installatie zit direct onder het dak van de woning. Dat is gunstig, want in principe moet de buitenunit zo dicht mogelijk bij de binnenunit worden geplaatst. Dan hoeft de warmte geen grote afstand af te leggen, want dat gaat altijd ten koste van het rendement. Deze kant-en-klare dakunits worden steeds populairder. Ook platte, prefab INdak-constructies zijn in opkomst.